In een bestemmingsplan wordt vastgelegd welke bestemmingen aan een bepaald deel van de gemeente gegeven worden. Bestaande bestemmingen kunnen worden gehandhaafd en nieuwe bestemmingen worden mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan vormt als het ware een toetsingskader, waarbij alle nieuwbouw- en verbouwplannen en (grond)werkzaamheden moeten passen binnen de regels van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsplan moet elke tien jaar door de gemeente worden vastgesteld.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
Verbeelding, zowel analoog als digitaal
Planregels
Toelichting
Er zijn conserverende en ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen.
Het gemeentelijke bestemmingsplan vormt een van de belangrijkste instrumenten om het culturele erfgoed in de ruimtelijke ordening te borgen. Nederlandse gemeenten zijn sinds 1 januari 2012 verplicht om in het bestemmingsplan aan te geven hoe zij rekening houden met het bovengrondse en het aanwezige - of te verwachten - ondergrondse cultureel erfgoed in een betreffende gebied.
Onderdelen van een bestemmingsplan
Verplichte onderdelen zijn:
Een uitgebreide cultuurhistorische paragraaf met een beschrijving van de archeologie, het historisch-geografische en historisch-stedenbouwkundige erfgoed.
Het op basis daarvan gebieden een bestemming geven die gericht is op bescherming van aanwezige waarden (bijvoorbeeld Waarde cultuurhistorie, Beschermd dorps- of stadsgezicht of Waarde Archeologie). Dit kan een zogenaamde dubbelbestemming zijn en is dat ook meestal. (Waarde Cultuurhistorie plus woongebied) Deze waarde moeten in de toelichting zijn beschreven en op de verbeelding zijn aangegeven.
De bescherming van de voor dat gebied geldende waarde moet via de planregels gewaarborgd worden door voorschriften voor bouw- en gebruiksregels en een vergunningsstelsel voor sloop en aanlegactiviteiten.